'Ik ben geboren in 1946 in Pamel, in het Pajottenland ten westen van Brussel. Ik ben opgegroeid met twee broers en mijn moeder, die op jonge leeftijd weduwe was. Mijn vader stierf bij een verkeersongeval voordat ik werd geboren. Mijn moeder kon daar niet goed mee omgaan. In 1954, een Mariajaar, ging ze op reis naar Lourdes. Aan het begin van haar huwelijk was ze daar ook met mijn vader naartoe gegaan. Die reis had haar goed gedaan. Op die reis ontmoette ze ook pater Augustinus met wie ze goede gesprekken voerde. Ze hebben altijd wel enig contact gehouden.
Toen ik naar de middelbare school ging, en een dorpsgenoot naar het Sint-Ritacollege in Kontich ging, gerund door de Augustijnen, wilde ik daar ook heen. Ik heb daar een goede tijd gehad. Het was een geweldige groep leraren en een goede plek. Langzaam groeide het besef dat ik ook Augustijn wilde worden. Er was geen bijzonder moment, maar ik groeide langzaam naar die keuze toe. Het voelde goed zonder overal een duidelijk beeld van te hebben.
Alleen zijn en samen zijn
Pater Jef op jonge leeftijd
Vervolgens sloot ik me aan bij nog meer oud-leerlingen van het Sint-Rita College. We hadden destijds een grote groep van 7 nieuwelingen. Na ons noviciaat in Gent gingen we voor onze verdere studie naar Leuven. Met diverse medebroeders had ik goede contacten. Ik vond het een grote schande toen sommigen van hen ontslag namen en vertrokken. Het waren roerige tijden in die tijd en er was ook spanning tussen degenen die weinig verandering wilden en degenen die echt nieuwe dingen wilden. Ik was voorstander van vernieuwingen, maar hield ook afstand van de spanningen. Ik hou niet van ruzie en ik had niet echt geleerd om me uit te spreken. Dit werd niet altijd gepromoot binnen een gemeenschap.
Wat mij aantrekt in de Augustijnse spiritualiteit is de relatie tussen alleen kunnen zijn en willen zijn, en gemeenschap. Ik kan niet leven zonder de gemeenschap. Ik vind het belangrijk om met medebroeders om te gaan. Daarnaast vind ik het belangrijk dat ik ook mijn eigen plek kan innemen. De Regel gaat er ook van uit dat het een gemeenschap is waarvan de leden een verschillende geschiedenis hebben. Rust en zelfstandig kunnen werken vind ik ook belangrijk. Wat mij ook dierbaar is, is dat Augustinus het klooster afbeeldt als een vurige oven. Het gemeenschapsleven is een vurige oven, waarin ook jouw verlangens worden gezuiverd, en waarin je ook moet ‘volharden’.
Priesterwijding op 1 oktober 1972 in de Sint-Ritakerk in Kontich door missionaris-bisschop en medebroeder Van den Elzen osa
Priester zijn moet dienstbaar zijn
Vóór mijn studie theologie werd ik gevraagd Romeinse filologie te gaan studeren. Ze hadden een leraar Frans nodig aan het Sint-Rita College in Kontich. Dat deed ik, ook al was het niet bepaald mijn eigen verlangen. Ik ben er in gegroeid en kende de hogeschool natuurlijk al van vroeger. In 1972 werd ik tot priester gewijd. Ik was daar actief in de parochiekerk en we probeerden ook de liturgie actueler te maken. Mijn hoofdtaak was echter lesgeven.
Docent aan het Sint Rita College. Pater Jef geknield uiterst rechts
Ik was niet zo goed in lesgeven. Het waren studenten die hun diploma wilden behalen en niet meteen geïnteresseerd waren in Franse dichters en schrijvers. In 1982 werd ik overgeplaatst naar Heverlee. Kort daarna werd de nieuwe bibliotheek gebouwd en was er een bibliothecaris nodig. Dat heb ik met plezier gedaan. Ik heb mij kunnen verdiepen in de geschiedenis van de orde en de provincie. Daarnaast ben ik 13 jaar secretaris van de provincie geweest. Toen de pastoor van de parochie Onze Lieve Vrouw van Troost te oud werd, raakte ik meer betrokken bij de parochie als meewerkend priester. Na een tijdje namen wij als team de zorg voor de parochie over. Ik was vooral voorstander van pastoraal werk: ik ging graag naar begrafenissen, al moest ik bij het eerste gesprek met familieleden die ik niet kende altijd iets in mezelf overwinnen. Ook was er de ziekenzorg, later Samana. Ook in de parochie was het belangrijk dat parochianen hun eigen verantwoordelijkheid namen en niet alles lieten afhangen van wat een priester deed. Mijn priesterschap moest dienstbaar zijn aan de gemeenschap.
Werken in de bibliotheek in Heverlee
Zinvol willen blijven leven
Toen mijn moeder op hoge leeftijd overleed, vond ik dat lastig. Mijn gezondheid begon er ook onder te lijden. Dat betekende dat ik mijn werk bij de bibliotheek en de parochie moest opgeven. Nu houd ik mij nog steeds bezig met de geschiedenis van de Orde. Vooral de geschiedenis van de Augustijnenorde in Frankrijk heeft mijn grote aandacht. Vóór de Franse Revolutie waren er maar liefst 2.000 Augustijnen en er is niets meer van over, behalve veel oude kloosters. Het onderzoeken van de huizen van de Orde in andere delen van de wereld heeft ook mijn aandacht. Zo kan ik van betekenis blijven. Ook al kan ik niet veel meer, dat is waar ik naar wil leven: als Augustijn en als priester de gemeenschap dienen.'
Pater Jef van Houtem in 2022