Pater Koen Impens was op 17 maart 2022 60 jaar priester. Een lange tijd waarin hij veel heeft meegemaakt en veel heeft gedaan. Het is ook een mooie gelegenheid om daar op terug te kijken.
'Ik ben geboren in Dendermonde. Ik was het middelste kind in een gezin van 9 kinderen. Het was en is nog steeds een warme familie. Ik wilde priester worden toen ik ongeveer zeven jaar oud was. We waren een religieus katholiek gezin, dus dat was in die tijd niet zo vreemd. Ik wilde niet alleen priester worden, ik wilde ook naar de missie. Toen ik naar de middelbare school ging, en ik ook moest nadenken over in welke volgorde ik mee kon doen, dacht ik meer aan de Oblaten. Er was echter een zelatrice van Sint Rita uit Kontich die ons vertelde dat de Augustijnen ook een missie hadden. Binnen een week stond er een pater Augustijn bij ons op de stoep.'
Uiterst links pater Koen als novice
Ik ging naar het Sint-Rita College in Kontich en heb daar een geweldige tijd gehad. Na mijn studie werd ik samen met drie anderen lid van de orde van de Augustijnen en deed mijn noviciaat in Bouge. Toen ze mij vroegen welke religieuze naam ik wilde, zei ik: ‘Ik ben Koen en ik blijf Koen’, en zo bleef het. Ik heb daarna twee jaar filosofie gevolgd in Gent en daarna naar Heverlee gegaan voor theologie. De studie is mij goed bevallen.
Op 17 maart 1962 werd ik in Heverlee tot priester gewijd door monseigneur Boleslas Sloskans. Dat was een Letse bisschop die in ballingschap was in Leuven en die nu in het proces van zaligverklaring zit.
Wijding van Koen Impens door Mgr. Sloskans
Naar de missie
Ik wilde naar de missie en in september ging ik uiteindelijk naar Congo. Ik had mijn baard laten groeien omdat dat bij de missie hoorde. Daar was ik nauwelijks op voorbereid. Ik had Frans gehad, maar dat was schoolfrans, en ik moest daar de lokale taal leren, zeiden ze. In het begin had ik heimwee naar mijn familie omdat ik niemand kende en mezelf niet verstaanbaar kon maken. Gelukkig leerde ik de taal en had ik het druk. Na een tijdje voelde ik me bijna een beetje schuldig omdat ik veel minder aan mijn gezin dacht.
Ik kwam terecht in Doruma. In 1964 braken gewelddadige rellen uit in de provincies Kwilu en Kivu. Zeer snel werd Oost-Congo veroverd door de rebellen. Ze richtten zich vooral op buitenlanders en Congolese intellectuelen. Twee dagen voor het feest van Augustinus vielen ze ook Doruma binnen. We kregen een paar dagen huisarrest en brachten vier maanden in de gevangenis door. We moesten onze bril en horloge afzetten en onze schoenen uitdoen. Op een avond komen ze ons vertellen dat we de volgende dag allemaal vermoord zouden worden. Dit zijn spannende momenten. Pater Joris gaf ons de algemene absolutie en we wachtten op wat komen zou. Toch was ik niet bang. Gelukkig was de bewaker aardig voor ons, hij had een zuster die gelovig was. Veel mensen waren ons goedgezind. Uiteindelijk vertrokken we naar Dungu en werden ook bevrijd. Ik ging naar Isiro, maar werken op de missie in Oost-Congo was niet meer mogelijk.
Koen Impens klaar voor de missie
In 1966 kon er weer meer en werd ik directeur van het College Notre Dame. Ik was blij om dat te doen. We begonnen ons te concentreren op de opvoeding van de mensen. In de tussentijd ben ik ook een tijd predikant geweest in Bangadi, afwisselend als predikant voor het binnenland. Wij waren verantwoordelijk voor 68 dorpen en het was de bedoeling dat je die dorpen drie keer per jaar bezocht. Dat werkte natuurlijk niet, want als je in een dorp was, was je daar om de mis te vieren, te dopen en gesprekken te voeren. Dat duurde twee of drie dagen. Maar ik vond het leuk om te doen. De wegen waren soms onbegaanbaar en we hadden een Land Rover nodig om van de ene plaats naar de andere te komen.
In 1979 was ik verantwoordelijk voor het Centre de Formation Catechetique in Balele. Juist omdat we niet in alle dorpen konden zijn, was het belangrijk dat we catechisten ter plaatse hadden. Al die tijd hielden wij ons vooral bezig met de vorming van inheemse priesters voor het bisdom. We probeerden nog niet jongeren voor de Augustijnen te interesseren. Toen er op een gegeven moment al 27 inheemse priesters waren, besloten we een junioraat te starten. Daar werden jongens opgeleid die Augustijnen wilden worden. In 1987 werd ik directeur van de lagere school in Dungu. Het was geweldig dat ik kon helpen bij hun vorming: pater Guillaume, die nu in Gent woont, was een van mijn eerste leerlingen.
Gelukkig kon ik ook af en toe mijn familie in België bezoeken. Bij mij konden ze niet komen, daarvoor is Congo te onveilig. Na verloop van tijd kwam mijn astma steeds vaker voor en had ik regelmatig zorg nodig.
Terug naar België
In 2004 kwam ik definitief naar België. Ik vond het jammer om al die mensen achter te laten, want ik vond het leuk om daar te zijn. Het gezegde ‘ora et labora’ heb ik mogen ervaren tijdens de missie in Congo.
Ik heb niet stilgezeten in België. Ik verhuisde naar ons klooster in Bouge, vlakbij Namen. We hebben daar een heiligdom van Sint Rita en er komen veel mensen. Ik ging de beide vaders daar helpen met pastoraal werk en de vrijwilligers die daar actief zijn. Dat vond ik ook leuk om te doen, de gesprekken die je voert, wat mensen verzinnen.
Na enkele jaren verhuisde ik naar ons klooster in Heverlee. Ik kon nog steeds actief zijn in de parochie door de mis te vieren en door provoost van de OKRA te zijn. Het is een goede plek om te zijn. Maar mijn hart ligt zeker nog steeds in Congo, dat had ik als kind al.
Ik vind het begin van Augustinus' heerschappij een prachtige leidraad, één van hart en één van ziel op weg naar God. Ik heb altijd al iets willen opbouwen samen met andere mensen. Je hebt ook iemand anders nodig en gelukkig heb ik altijd mensen op mijn pad gevonden met wie ik dat kon doen.'
Koen Impens op een communiefeest in Congo